top of page

Het menselijk onvermogen dat we hardnekkig onkunde blijven noemen

De getuigenis van Valerie Van Peel in Het huis heeft een gevoelige snaar geraakt. Niet zozeer het verhaal van het misbruik zelf, hoe schrijnend ook, maar vooral de reactie van haar vader, die zij omschreef als onkunde. Naast de gebruikelijke bagger op social media werd ook begrijpend geknikt: “Ja, onkunde. Hij wist niet hoe het moest.”


ree

Maar daar wringt iets. Want wat we gemakshalve onkunde noemen, is meestal geen cognitief tekort. Het is menselijk onvermogen, en dat is een wezenlijk andere categorie.


Onkunde is rationeel. Onvermogen is relationeel.


Onkunde klinkt als een soort misgelopen cursus: het is niet aangeleerd, dus men kan het niet. Het suggereert dat een beetje kennis of uitleg het probleem zou oplossen. “Had iemand hem dat maar gezegd.” Het is een comfortabel idee: de ratio redt het wel. 


Maar trauma en menselijke ontwikkeling laten zich niet door rationele handigheidjes bezweren. Onvermogen ontstaat wanneer de innerlijke ruimte om te voelen, te hechten, invoelend te reageren, niet tot ontwikkeling is kunnen komen. Het gaat niet om weten hoe, maar om kunnen dragen; het lijden van de ander mee kunnen dragen. Het gaat om de capaciteit, het vermogen tot nabijheid, tot empathie, tot aanwezigheid; vermogens die zich vormen in vroege relaties, en die diep aangetast raken door trauma.


Vergelijk het met taal.


Taal is een vermogen dat moet groeien. Zonder voeding verschrompelt het. Een kind dat nooit taal hoort, ontwikkelt het niet; hoe intelligent het ook is. En zelfs wie taal kent, kan ze verliezen wanneer de omstandigheden te vijandig of te onveilig worden. 


Net zo werkt emotionele ontwikkeling. We spreken vaak over hechting, maar we vergeten dat hechting een vorm van relationele taal is. Ze vraagt om veiligheid, voorspelbaarheid, nabijheid. Wordt die basis verstoord — door verwaarlozing, misbruik, emotionele afwezigheid — dan beschadigt dat het vermogen om te verbinden. Trauma legt daarin een bijzonder venijnige laag bovenop: het leert het lichaam dat nabijheid onvoorspelbaar, zelfs gevaarlijk is. Met dat gevoel van onveiligheid kan geen enkele relatie gedijen. 


Je ziet de gevolgen vaak pas decennia later. In partnerrelaties waarin mensen zich óf vastklampen, óf afsluiten. In ouders die wel willen, maar niet kunnen bieden wat ze zelf nooit ontvingen. In conflictmijdend gedrag, in agressie, in emotionele starheid, in het onvermogen om echt aanwezig te zijn bij de pijn van een ander.


Niet omdat ze koppig of dom zijn. Maar omdat het vermogen ontbreekt; net zoals een plek ontbreekt waar dat vermogen ooit had kunnen groeien.


Trauma is zelden één gebeurtenis. Het is een levenslange schaduw.


We praten nog te vaak over trauma alsof het gaat om één moment, één wond. Maar voor de meesten is trauma een hele reeks kleine en grote breuken. Een verzameling van ervaringen die door de tijd heen wegglijden in gedrag, in overtuigingen, in de manier waarop men kijkt, voelt en reageert.


Het echte probleem is niet dat trauma zoveel pijn veroorzaakt, maar dat het onzichtbaar wordt voor wie nooit geleerd heeft het te herkennen. Wie alleen naar gedrag kijkt, ziet slechts de oppervlakte. Onze samenleving, stapelzot op ratio en efficiëntie, kijkt bijna uitsluitend daar.


We blijven maar doen alsof trauma een uitzonderlijk verschijnsel is, alsof het een voetnoot is in het leven van “de pechvogels”. Ondertussen ligt er vijftig jaar degelijk onderzoek, van neurobiologie tot ontwikkelingspsychologie, dat precies het tegenovergestelde aantoont. En toch blijven we mensen afrekenen op wat eigenlijk een verstoord vermogen is.


Onvermogen wegzetten als onkunde zet de cyclus verder.


Wanneer je menselijk onvermogen interpreteert als onkunde, leg je de schuld bij het individu. Je gaat impliciet uit van “hij had gewoon beter moeten weten”. Maar wie niet veilig gehecht is, wie geen affectieve empathie heeft gekend, wie zichzelf nooit als gedragen heeft ervaren, kan die vermogens ook niet zomaar uitvinden.


Zo wordt intergenerationeel trauma telkens opnieuw doorgegeven: via de miskenning van het onvermogen. Via onze collectieve neiging om het rationeel te kaderen en daarmee te minimaliseren. 


Mildheid is geen excuus. Mildheid is helderheid.


Sommigen vrezen dat mild spreken over onvermogen neerkomt op vergoelijken. Maar mildheid is niet hetzelfde als wegkijken. Mildheid betekent dat we eindelijk zien wat er werkelijk speelt; zonder verhullend vocabulaire, zonder reductionistische rationalisaties.


Het betekent dat we erkennen dat mensen elkaar beschadigen vanuit hun eigen beschadiging, en dat heling niet begint met oordeel, maar met inzicht. Met het besef dat we gedragingen niet kunnen begrijpen zonder de levensverhalen erachter te kennen. En dat we, als samenleving, dringend af moeten van het idee dat trauma een privéprobleem is. Het is een mensenprobleem. Een systeemprobleem. En dus ook een gedeelde verantwoordelijkheid.


Onkunde is zo’n begrip dat in de jaren ’70-’90 vaker werd ingezet in feministische en therapeutische contexten, maar dat inmiddels veel te beperkt is voor trauma, hechting, macht en systemische dynamieken.

Misschien is het tijd dat we het woord onkunde eindelijk laten varen, en durven kijken naar wat het werkelijk is: menselijk onvermogen. Niet als verwijt, maar als uitnodiging. Om te leren, om te groeien, om te verbinden. Over de generaties heen. Pas wanneer we dat erkennen, kunnen we het doorgeven van dat onvermogen stoppen, en het vervangen door iets anders: aanwezigheid, veiligheid, empathie. De basisvoorwaarden voor alles wat menselijk is.


Onkunde of onvermogen? Waarom het onderscheid ertoe doet 

Taal doet ertoe. We gebruiken het woord onkunde vaak als een verzamelterm voor alles wat fout loopt: van niet-reageren tot niet-begrijpen, van wegkijken tot verkeerd handelen. Maar eigenlijk raken we daarmee aan iets anders, iets diepers. 

• Onkunde = niet weten, een cognitief tekort.
Het gaat over vaardigheden of kennis die ontbreken. Met informatie, opleiding of uitleg kan onkunde vaak verholpen worden. 
• Onvermogen = niet kúnnen, zelfs wanneer men eigenlijk wíl.
Het is een emotioneel of psychologisch tekort dat ontstaat wanneer de innerlijke ruimte om te voelen, te hechten of nabij te zijn ooit beschadigd raakte door trauma, door onveiligheid, door omstandigheden waarin ontwikkeling niet mogelijk was. 

Wanneer we deze twee begrippen door elkaar halen, weten we niet meer wat we zien.
- Is het gebrek aan reactie een kwestie van niet-weten, of een gevolg van niet-kúnnen?
- Gaat het om verantwoordelijkheid, of om een verwond vermogen?

Precies dáár ontstaat verwarring, en vaak ook veroordeling. 

Mededogen vraagt om helderheid.

Het gaat niet om vergoelijken, wel om begrijpen wat er werkelijk speelt. Wie menselijk onvermogen herkent, ziet niet zwakte maar de sporen van wat nooit kon groeien. Dat onderscheid maakt het mogelijk om trauma niet te herhalen, maar te doorbreken, en dat is uiteindelijk wat elke generatie nodig heeft.

 
 
 

Opmerkingen


  • Black Twitter Icon
  • Black Facebook Icon

© 2025 by Luc Van De Steene. Powered and secured by Wix

bottom of page