Kerken van kennis en kerken van geloof
- Luc Van De Steene
- 15 nov
- 4 minuten om te lezen

Na de recente uitzending over toxisch leiderschap aan onze universiteiten besef ik opnieuw hoe vaak we hetzelfde verhaal blijven vertellen, telkens in een andere verpakking. Men zegt dat journalistiek onderzoeksjournalistiek zou moeten zijn. Misschien is dat waar. Want telkens wanneer iemand het licht aansteekt in de donkere kamers van een instituut, blijken de meubels op exact dezelfde manier te zijn opgesteld.
Deze week keek ik naar Pano. De beerput ging open bij de UGent en de VUB. En gek genoeg voelde ik geen verbazing, enkel herkenning. Mijn brein, misschien ook moe van decennia menselijke geschiedenis, zag onmiddellijk parallellen met een ander instituut dat zichzelf graag boven de mens verheft: de kerk.
Het is bijna ironisch hoe de universiteit en de kerk, twee zogenaamd tegengestelde tempels, toch op dezelfde architectuur lijken gebouwd: machtspiramides, rituelen, kazuifels en togaās, mijter en hermelijn, hiĆ«rarchie, een tuchtrecht dat achter gesloten deuren fluistert in plaats van in het openbaar te spreken. Je hebt de paus en je hebt de rector. Beiden zijn het boegbeeld, en tegelijk gegijzelden van het systeem dat ze leiden. Ze staan vooraan in de processie, maar kunnen nauwelijks bepalen in welke richting wordt gemarcheerd.
Wat me daarbij bezighoudt, is hoe macht soms paradoxaal werkt. Wie naar het hoogste schavot klimt, kan zichzelf tegelijk verheffen Ć©n isoleren. Denk aan iemand als Petra De Sutter: een sterk, principieel en broodnodig geluid in onze samenleving. Maar precies doordat ze verantwoordelijkheid op het hoogste niveau heeft opgenomen, dreigt ze zichzelf, al dan niet ongewild, buiten spel te zetten; op het moment dat haar stem het hardst nodig is. Het is de oude paradox van de macht: wie ze opneemt om te dienen, loopt het risico zichzelf te verliezen of monddood te maken. En wie zichzelf wil realiseren, moet vaak meer afstand bewaren dan het systeem toelaat.De gelijkenis gaat verder dan structuur. Beide systemen beschermen zichzelf. Beide hebben hun interne wetten, hun eigen tribunalen, hun stille pacten. Beide kennen misbruik, grensoverschrijdend gedrag, en leiders die eerder toxiciteit verspreiden dan wijsheid. En telkens wanneer de waarheid door de muren barst, klinkt het als een echo uit een andere tijd: āWe hebben dit niet zien aankomen.āĀ
Maar natuurlijk zagen we het. We wilden het alleen niet zien.
Misschien is dit alles de manifestatie van wat sommigen het menselijk tekortĀ noemen; die ingebouwde frictie tussen ons ideaal van orde en onze onvermijdelijke neiging tot chaos. We bouwen systemen om de mens te verbeteren, maar het zijn telkens weer mensen die die systemen bevolken. Je kunt het huis renoveren, maar als de solide fundering er nooit is geweest, blijft het kraken. Dus plaatsen we stutten, dan nog meer stutten, totdat het geheel vooral lijkt op een constructie die wanhopig probeert overeind te blijven.
Het is niet enkel de universiteit. Niet enkel de kerk. De gezondheidszorg kraakt. De democratie wiebelt. En wanneer kritische stemmen subsidies worden afgenomen, klinkt dat als het knarsen van een systeem dat vooral zichzelf probeert recht te houden, niet de samenleving die erdoor gedragen wordt.
Instituten zijn werelden binnen de wereld. Ze functioneren volgens eigen wetten, eigen taal, eigen doofheid. Maar telkens wanneer hun muren afbrokkelen, zien we dezelfde menselijkheid die men dacht te kunnen overstijgen. Misschien moeten we stoppen met denken dat systemen ons zullen redden. Misschien moeten we accepteren dat niets functioneert zolang mensen hun menselijkheid ontkennen, of die van anderen onderdrukken.
De vraag is niet alleen waarom we steeds opnieuw kerken bouwen. Misschien is de diepere vraag vanuit welk bewustzijn we dat doen. Zolang we bouwen vanuit een beperkt, middelmatig bewustzijn ā te laag om de verantwoordelijkheid te dragen, te smal om het geheel te zien ā blijven we structuren optrekken die groter zijn dan onszelf, terwijl wijzelf te klein blijven voor wat ze van ons vragen.
Maar misschien schuilt precies dƔƔr de uitnodiging. Om boven dat middelmatige bewustzijn uit te stijgen. Om niet langer kerken te bouwen die ons overstijgen, maar een bewustzijn dat onze kerken overstijgt. Niet om de systemen af te schaffen, maar om de mens te transformeren die ze maakt, onderhoudt en belichaamt.Ā
Pas wanneer we groeien in bewustzijn, groeit ook wat we bouwen. Misschien kraakt het niet omdat de wereld faalt, maar omdat we worden opgeroepen tot een niveau waarop het eindelijk kan standhouden.
Macht als verdoving
Macht is geen neutrale energiebron. Ze werkt als een verdoving: zacht, sluipend, bijna aangenaam. Wie macht draagt, wordt omhuld door een context van status, privileges en een salaris dat niet alleen de portemonnee vult, maar ook het ego streelt. In die cocon van zelfbevestiging raakt het kritisch denken verdoofd, net zoals verliefdheid de blik kan vernauwen; en achteraf zit je met de gebakken peren.Ā
Het is bekend dat macht erotiseert. Ze laait iets in ons op: een intensivering van zelfvertrouwen, een opgeblazen gevoel van onaantastbaarheid, een subtiele maar verraderlijke verschuiving van grenzen. Precies door die erotiserende werking wordt grensoverschrijdend gedrag gemakkelijker, niet altijd bewust, maar wel voorspelbaar.
Macht is dus niet alleen een verantwoordelijkheid, maar ook een intoxicatie. En wie haar draagt, moet weten dat de dronkenschap sneller toeslaat dan men denkt.


Opmerkingen