De zachte kunst van het wachten
- Luc Van De Steene
- 30 nov
- 2 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 1 dec

(een kleine liturgie van traagheid)
Wachten is misschien wel de meest onderschatte beweging van de ziel.
Het lijkt stilstand, maar ergens, diep onder de oppervlakte waar taal nog niet geraakt, schuift er iets mee, zoals het water schuift wanneer het tij zich omdraait.
Want wachten lijkt op eb:een terugtrekken dat niet voorgoed is,
een onthouding die slechts voorbereiding is
op een nieuwe, trage vloed.
We willen vaak alleen de vloed; het volle, het onmiddellijke, het zeker-weten.
Maar de eb, dat stille ademen van de zee,
dat zachte ānog even nietā,
daar ligt de kunst.
Daar leert de mens zijn diepte kennen.
En zo is het ook met regen.
We verdragen haar minder goed dan vroeger.
We vragen zon, altijd zon,
alsof het leven een reservatie is in een restaurant zonder wolken.
Maar regen is wachten dat uit de hemel valt:
een druppelend geduld,
een herinnering dat groei zich niet laat opjagen,
dat alles wat leeft een natte stilstand nodig heeft.
Tussen eb en vloed, tussen regen en zon,
woont het wachten.
Niet als straf, niet als hinder,
maar als de plek waar het bestaan even in zijn eigen jasje kruipt.
Waar de tijd gaat zitten, net naast ons,
volstrekt ontspannen, alsof hij zeggen wil:
āGa jij maar even. Ik wacht wel op jou.ā
Misschien is dat de diepste wijsheid van het wachten:
dat het ons terugbrengt naar het ritme van de wereld zelf.
Geen klok, geen agenda,
maar golven die komen en gaan,
licht dat valt en wijkt,
een aarde die weet wanneer zij moet rusten.
En in dat ritme, in die zachte herhaling,
vinden we misschien iets van onszelf terug.
Iets dat niet vooruit hoeft,
niet moet,
niet presteren, verklaren of bewijzen.
Iets dat gewoon mag zijn.
Wachten is dan geen passiviteit meer,
maar een vorm van aandacht.
Een stille buiging voor alles wat onderweg is
maar nog niet gearriveerd.
Een eerbetoon aan het onvoltooide.
En als er onderweg iemand niet komt,
zoals Godot, die eeuwige gentleman van het uitstel,
laten we hem dan danken voor zijn afwezigheid.
Want dankzij hem hebben we geleerd
dat wachten zelf een thuiskomst kan zijn.
Zo wordt wachten een fluisterzachte levenshouding:een eb in ons,
een vloed in onze hoop,
regen die iets wast,
zon die iets heelt.
En wij,
wij zitten daar tussenin,
als tijdloze wezens die eindelijk begrijpen
dat het leven soms alleen vooruitgaat
door even stil te staan.



Opmerkingen